woensdag 26 september 2007

1890

Menado, 3 Jan. 1890.

Lieve Moeder,

Met de "Theresa", een particulieren steamer, schreef ik U meer uitvoerig, doch uit vrees, dat die wat langer zal loopen, wil ik deze gelegenheid niet voorbij laten gaan zonder een levens­teken te geven.
Wij hebben Oudejaarsavond weder in gepaste vroolijkheid door­gebracht, als altijd had ik een klein dineetje opgetuigd, en verder brachten we den avond of liever den nacht op de kegel­baan door.
Als alles naar wensch gaat, zal dit mijn laatste oude­jaars­avond op Menado zijn, en breng ik eindelijk den volgenden weder in Uw aller gezelschap door. Reeds 6 heb ik nu in het buitenland doorgebracht, en verlang ik er hard naar, ook weer eens dien avond in eigen kring te vieren.
Ik ontving met deze boot geen brieven van huis, doch verwacht­te die ook eigenlijk niet, daar die gewoonlijk met een andere boot komen.
Onze nieuwe lijn naar Noord-Borneo en Singapore neemt meer & meer op, en heb ik daarom de veel satisfactie, dat dit toch, trots tegenwerking en onverschilligheid gelukt.
Voor de toekomst is het ook de aangewezen route naar Europa.
Daar ik U reeds uitvoerig met de andere post geschreven heb, en ik rondom in de drukte zit, moet het bij dit kattebel­letje blijven, en blijf ik met hartelijke groeten aan broers en zusters
Uw liefh. Zoon

Dirk.
********************-

Menado, 11 Januari 1890.

Lieve Moeder,

Zooals in den laatste tijd zoo dikwijls het geval is geweest, is de boot vandaag alweer op een Zondag gekomen. Dat is hier een eigenaardigheid, dat, als er eene boot komt, zij bijna altijd op een Zondag er is. Nu zijn wij juist alle drie de huis­genooten erg vóór, om den Zondag in eere te houden; soms gaan we te paard uit, soms gaan we naar mijn tuin buiten, soms gaat ieder zijn eigen weg, en ook dikwijls blijf ik kalm tehuis, om wat te lanterfanten en te kissebissen. Zondagsmor­gens komen ook de nieuwe portefeuilles van het leesgezelschap, en dat is altijd een welkom iets. Zoo gaat de ochtend dan spoedig om, om 1 uur gaan we rijsttafelen, en wordt meestal de middag verder gebruikt, om een duchtigen siësta te pakken! In de week komt daarvan niet veel, en dan halen we de schade in. Trouwens, het is ook te warm om iets uit te voeren, en waar zou men anders naar toe? Is er echter een boot, dan komt van dat alles niets, en gaat de dag als een gewone dag voorbij plus de extra druk­te.
Vandaag was dit echter niet het geval, omdat de boot bizonder lang blijft. We hebben dan ook geen kantoor gehouden, doch den ochtend op de kegelbaan doorgebracht. Sinds kort hebben we die hier opgericht, en dat is een uitstekende li­chaamsbewe­ging, en tegelijk een vroolijk amusement. Het is hier een eerste ver­eischte, om de noodige beweging te nemen, en het lichaam niet al te vadzig te laten worden, waartoe men in dit klimaat anders zoo licht zou overgaan. Koopmans is een beste voor al zulk soort van dingen. Dikwijls gaan we roeien, dat ook uit­stekend is; hij houdt er bovendien nog een veloci­pède op na, iets wat ik niet durf! Het is bijna de eenige sport, waaraan ik niet doe; was ik er vroeger mee begonnen, dan had ik het misschien geleerd, maar nu is het te laat.
Ik weet niet, of ik U verteld heb, hoe treurig het met onze tabak afgeloopen is. Na alle mogelijken rampspoed gehad te hebben, te felle droogte en te veel regen, kortom van alles, is nu het einde het treurigst. Met den hevigen storm van November is nu de geheele onderneming letterlijk onderste boven gewaaid. Van onze drie droogschuren waren er twee gevuld met tabak; eerst is de leege omgewaaid; toen een gevuld met tabak, doch die is gelukkig tevens in den brand geraakt, zoodat we die van de assurantie vergoed krijgen; en toen de laatste, ook met tabak, waarbij tevens die bedorven is. Ook alle koeliewoningen, stallen etc. alles ligt tegen den grond. Die arme Braam zat letterlijk in een ruïne. Ik zat er al mee in mijn maag, hoe ik die onderneming moest likwideeren; nu is het niet moeilijk meer: er is niets meer van over! Alleen de tabak, die reeds op stapel stond, heeft niet geleden; die moet nu afgewerkt worden, en dan hoop ik nooit meer van tabak in de Minahassa te hooren!
Die tabaksperiode is een ongelukkig tijdperk in onze geschie­denis. Hoeveel moeite en hoofdbrekens heeft dat niet gekost, en hoe heeft dit niet van den beginne af, niet anders onder­vonden dan tegenspoed. Vóór dat alles afgeloopen is, zullen wij er ook nog een leelijk schade door krijgen. Het is zoo treurig dat er altijd een of ander is, waaraan de winst weer op gaat.
Trouwens, de liefhebberij voor tabak is een koorts; wij hebben daaraan geen weerstand kunnen bieden, en moeten nu ook beta­len! Hoe dikwijls ben ik dien langen weg naar Tinoto­an niet gereden; 's morgens om half zes van Menado ge­gaan, kwam ik daar eerst na twaalven aan; aldoor te paard. Hoe dikwijls ben ik niet met een bezwaard gemoed teruggekomen, en het resultaat van al die moeiten, is het meest volledig fiasco.
Het is kolossaal, hoeveel leergeld er bij ons al betaald is; als we daarvan nu naderhand slechts konden profiteeren, dan komt alles terecht.
Indische kultures, tenminste hier, zijn mij eene ware nacht­merrie. Zoo b.v. verleden jaar op Talisse. Daarop hebben we nu jaren gewerkt om het terrein beplant te krijgen, en daar sterft dan maar opeens, na een onnatuurlijk droogte, de helft van den aanplant uit. Dan kan men weer opnieuw beginnen. Op Sinosaan is het nog ellendiger gegaan; van beide onder­nemingen hebben wij nog niets dan verdriet gehad.
Dat is ook de drawback in onze handelszaken. Die kultuur vreet den boel op. Anders genieten we gelukkig meer & meer vertrou­wen in handelskringen, en is mij dat herhaaldelijk gebleken. Ik geloof ook, dat het niet moeilijk zal vallen, meerder kapitaal te bekomen. Ik hoop echter, dat er niets gedaan wordt vóór ik overkom, want er moeten belangrijke reorganisaties plaats hebben en wilde ik er gaarne zelf bij zijn, om dat in orde te brengen. Laat ons hopen, dat alles loopt, zooals we wenschen, en ik in den zomer van dit jaar hoog & droog in Amsterdam zit.
Uwen brief van 10 October heb ik reeds geconfisceerd; tot mijne groote verwondering heb ik echter met deze en de vorige boot niets van U ontvangen. Ik veronderstel, dat de brief de aansluiting gemist heeft, en daar er gelukkig volgende week weer een boot komt, zal ik mij nog maar niet ongerust maken, en die eerst afwachten. Wellicht, dat U door de drukte van verhuizing er niet toe zijt gekomen. Ik stel mij erg veel goeds van die nieuwe buurt voor, vooral nu ik van Koopmans en van Pirsch er zoo veel goeds van hoor. Ik hoop, dat U een slaapkamer voor mij over hebt, met een klein vertrek, om te zitten werken & menschen te ontvangen, die mij spreken moeten of zoo.
U hebt in een Uwer vorige brieven er al over geschreven. Gerard schreef mij wel, dat hij een kamer voor mij open hield, en ik hoop ook daarvan gebruik te maken, maar toch vestig ik mij bepaald bij U, en wordt dat mijn adres. Wat een eind echter om daarvandaan naar het kantoor van Feenstra te komen. Maar dat is niets; ik heb nog goede beenen!
Van Sofie heb ik niets meer gehoord, hoewel ik verleden een lapje zond; trouwens ik heb het er wel naar gemaakt, doch ik wilde alleen weten, of die brief is aangekomen of niet. Met Christi­ne is dus alles weer in orde. We zullen daarover later nog wel eens spreken, want ik zou zoo gaarne willen, dat ze ineens opgaven: zoo & zooveel zijn de oude beeren en zooveel komen we jaarlijks te kort. Dan kunnen we ineens alles redde­ren, en onze maatregelen nemen. Er moet daar eens schoon schip ge­maakt worden. Ik heb er Chr. al eens over geschreven, maar kan niet uit die zaken wijs worden.
Jettie krijgt ¦ 18,- van mij voor tegels; die zal ik haar per volgende post zenden. Nu komen er nog 10; weest U zoo goed die voorlopig te betalen. Ik hoop echter, dat U geene verdere verrassingen in de vorm van beeren voor mij achter houdt. Weest U zoo goed, mij op te geven, of ik nog wat schuldig ben, want ik wilde gaarne geheel schoon schip maken.
Voor het atelier van Jettie ben ik bezig een & ander te verza­melen; veel fraais is het echter niet; ik zal van Hong­kong wat meebrengen. Nu lieve Moeder, groet allen hartelijk van Uw liefh. Zoon
Dirk.

Bijgaand nog ¦ 150,-bijdrage Oct./December
Uw Dk.
***********************

Menado, 5 Febr. 1890.

Lieve Moeder,

Recht verheugd was ik met Uw welkomen brief van 3 Decbr; ik had mij wel niet ongerust gemaakt, omdat ik dien platte­grond van U ontving; maar ik vond het toch niet erg prettig, temeer, omdat het toeval wilde, dat ik ook geen andere parti­culiere brieven ontving.
Erg prettig vond ik het, dat die verhuizing achter den rug is, en U thans op Uw gemak zit. Ik ben erg benieuwd ons nieuwe huis te zien. Dat ons oude huis afgebrooken wordt, kan ik nog maar niet goed verdragen. Ik voel mij nog zoo daaraan gehecht, dat ik het een vreemd idee vind het heelemaal niet meer terug te zien. Vooral nu de Ree- & Hartenstraat asphalt krijgen zal die buurt wel vooruit gaan, ook nu de Rozengracht gedempt wordt. Doch allicht verliest de buurt aan stilte & deftigheid, en wordt het meer een winkelstraat.
Ik ben nu zoo vele jaren gewoon steeds in de open lucht en in het groen te leven, dat ik mij best in ons nieuwe huis zal kunnen schikken. Ik breng wat kabaja's en nachtbroeken mee, en hoop sommige Indische gewoontes te kunnen behouden. Als wij nu maar een mooie zomer treffen! Hoe jammer, dat ik er eerst tegen den middenzomer kan zijn.
Met de laatste boot heb ik verpakt in een kist notemus­caat, aan Uw adres een trommel gezonden, die U wel van Feen­stra zult willen reclameeren. Er zitten enige vogels, o.a. een paar Paradijsvogels in; wilt U zoo goed zijn de mooie voor mij te laten opzetten. Ik wilde graag aan mijn kamer een Indisch tintje geven.
Ook heb ik er 4 kakimono's bijgepakt. Dit zijn Japansche muursieraden die wellicht op Jettie haar atelier aardig staan. Ze mag ze dan daar ook zoolang hangen! nog twee salsuma vaas­jes; die heb ik van Hongkong gekregen, en vind ik nogal aar­dig.
Het curieuste is echter een verzameling portretten van men­schen, die ik niet ken, doch als Indische types onbetaal­baar zijn. Toen ik n.l. Op Ambon was, werd er vendutie gehou­den van de nalatenschap van een photograaf en voor de curiosi­teit heb ik die gekocht.
Met de "Catharina" zend ik een kist diversen.
Ik ben hier lid geweest van de Ned. Etsclub, maar de porte­feuille die ik ontving hield zulke leelijke dingen -vol­gens het algemeen oordeel- in, dat ik subiet weer bedankt heb. Secretaris was een heer Karstens op de Heiligeweg.
Hoe heerlijk dat Hanna goed vooruitgaat; laat ze nu maar zorgen, dat ze heelemaal beter wordt, dan gaan we met zen vieren op reis.
Wat spijt het mij kolossaal, dat ik niets van den 70en verjaar­dag van oom Hein geweten heb. Daaraan had ik nu van ganscher harte zoo gaarne meegedaan. Ik heb altijd zoo'n hooge achting voor hem gekoesterd, en ik ondervind nog steeds, hoe heel veel ik aan hem te danken heb, wat vorming van karakter en gemoed betreft, dat ik zoo'n jubileum niet had willen voorbij laten gaan. Ik zal dan ook dadelijk met de volgende post aan hem schrijven. Al heb ik er niet zulke schitterende kundigheden opgedaan als de jongelui, die een diploma eind­examen H.B.S. hebben, ik ben nog steeds dankbaar voor de praktische oplei­ding, die ik er heb genoten en dat het mij tot nu toe in de wereld zoo is medegeloopen, dank ik ook voor een groot gedeel­te aan de vele nuttige lessen en raadgevingen die ik van hem gekregen heb.
U zult mij een groot genoegen doen, als U er expres nog eens heengaat, om hem uit mijn naam geluk te wenschen. Ikzelf doe dat per brief met de volgende boot; had ik het vooruit gewe­ten, dan had ik gezorgd, dat mijn felicitatie er op den dag zelf was.
Ik stel er mij een groot genoegen van voor, van het jaar dien waardigen man weer terug te zien en weer allerlei met hem te bespreken.
Van hier niets nieuws. Koopmans leuk als altijd, ik daaren­tegen uitgelaten, dat ik van het jaar naar huis ga. 't Is net alsof ik mij veel lichter en aangenamer gevoel. Ik begin nu al meer & meer voorbereidende maatregelen te nemen.
In zaken beleven wij nu na een periode, dat het water ons aan de lippen kwam, een ongekende voorspoed; alles gaat goed. Dus is het toch maar: na regen komt zonneschijn.
Ende despereert niet.
Met de tabak is het nu gedaan. Gelukkig, dat dit achter den rug is; dit heeft ons een leelijke klap gegeven.
Nu lieve Moeder, hartelijk gekust van
Uw liefh.

Dk.
***********************

Menado, 3 Maart 1890

Lieve Moeder,

Met deze boot ontving ik een brief van Jettie dd. 15 Decbr, met bericht over de tegeltjes, echter zonder opgave wanneer & waarmede ze verscheept zijn. Die ¦ 18,- zal ik haar spoedig zenden; het bedrag van de tweede zending als ik die ontvangen heb, of wel de factuur met documenten in mijn bezit zijn.
Ook in zaken met Juffr. Altena moet er orde heerschen!
Met veel genoegen hoorde ik dat het U allen zoo goed in het nieuwe huis bevalt. Mij zal het zeker dan nog des te meer bevallen. Als alleen mijn slaapkamer maar wat ruim is. Voor de bediening zou het misschien niet kwaad zijn, overdag een oppasser te nemen; wat dunkt U daarvan? Die zou dan tevens Jettie kunnen begeleiden, want ik vind het een onaangenaam idee, dat die altijd bij avond over straat loopt. Van tijd tot tijd kan ik haar wel eens gaan halen, maar niet altijd.
Die lessen in Beverwijk moeten afgeschaft worden. Ze zou die bij de zomervacantie kunnen opzeggen, tot zoover nog laten loopen, maar na de vacantie niet meer beginnen.
Hebt U al eens gedacht, waarheen wij een uitstapje zullen maken? Ik kom misschien eerst midden of einde Augustus, en is er dan zooveel tijd niet meer. Ik had zoo gehoopt, bij Uw verjaardag te kunnen zijn, maar ik vrees, dat er niets van komt. Ik moet ook zoo noodzakelijk naar China en dat kost natuurlijk veel tijd. We zullen echter zien wat we kunnen doen.
Met Christine heb ik veel deelneming. Al heeft zij over kin­derzegen geen klagen, het schijnt toch altijd veel droef­heid te veroorzaken, als zulk een jong schepseltje bezwijkt. Ik heb in lang geen brief van haar gehad.
Met de volgende, de eigenlijke mail, hoop ik uitvoeriger te schrijven, en blijf inmiddels met een hartelijke zoen
Uw liefh.

Dk.
*****************

Menado, 15 Maart 1890.

Lieve Moeder,

Alleen van Jettie ontving ik met deze boot een briefkaart dd. 9 Januari, waaruit blijkt, dat ook U en Hanna door de griep zijt aangetast. Ik zal mij maar niet vóór den tijd ongerust maken, te meer, daar de kranten, die tot 16 Jan. loopen, melding maken van een verbetering van den toestand. Als een bewijs, hoe overdreven iets door praatjes kan worden, het volgende: Hier liep op de plaats het gerucht, dat een van de ingezetenen een treurig sterfgeval in zijn familie door de griep had. Nader gevraagd, bleek het dat het zijn oude groot­moeder van 93 jaar was!
Volgens de kranten is het echter merkwaardig zooals die door geheel Europa geheerscht heeft.
Uit de kranten heb ik met genoegen gezien, dat er een tram-omnibus op de Ceintuurbaan is gaan rijden. Dit zal voor U een groot gemak zijn, en later ook voor mij; en hoe goed­koop, maar 6½ ct.
Thans ligt hier de "Catharine" op de reede, een zeilschip dat direct naar Amsterdam gaat. Hiermede zend ik reeds ver­schil­lende zaken van mij, die mij te lastig zijn, mede te nemen. o.a. een aap, een aardig dier. Zou ik die eens meenemen naar Bussum naar de kinderen van Gerard? of direct aan Artis geven? Ook zend ik een luierstoel voor de aardigheid; zulk een gemak­kelijk model zult U nog niet gezien hebben.
Hoewel ik nog altijd geen officieele toestemming heb, heb ik mijn vertrek nu echter op 20 Mei vastgesteld. Wat er ook gebeure, dan ga ik. Ik ben nu bezig de zaken meer & meer te regelen en hoop dan maar dat het zal losloopen.
De venduties gaan in den laatsten tijd erg slecht; een paar jaar geleden ging dat vrij wat beter. Als ik nu ¦ 2000,- maak, mag ik lekker zijn. Trouwens, dit weet ieder vooruit; het kost veel geld, zijn inboedel te koopen, doch om het weer kwijt te raken, is het een toer goede prijzen te maken. We zullen er maar het beste van hopen.
U behoeft mij nu niet meer te schrijven; ik kom begin Juni op Singapore, en is mijn adres aldaar tot ca. 30 juni
Behn, Meijer & co.
Singapore.
Ik zal u nog nader schrijven, wanneer ik er precies denk te komen. Inmiddels met veel groeten en een hartelijke zoen
Uw liefh. Zoon

Dk.
********************

Menado, 21 Maart 1890.

Lieve Moeder,

Tot mijne groote vreugde ontving ik uwen welkomen brief van 20 Jan. Die influenza-agitatie is dus gelukkig achter den rug zonder gevolgen na te laten. Zooals alles overdreeven wordt, ook dit; er werd hier van iemand verteld, die zulke treurige en treffende sterfgevallen in zijne familie had, en toen bleek het zijn een grootmoeder van 93 jaar en een neefje van 3!

Dat idee van Gerarda vind ik erg flink. Nu hebben wij tegelijk een goed doel voor een reisje! Laten wij daar eens met zijn vieren heen gaan. Dat vind ik wel zoo aardig dan naar Kopenha­gen en u moet toch ook eens de zee over. Dan gaan wij over Vlissingen en Londen, en terwijl U met de meisjes bij Gerarda vertoeft, ga ik mijn vriend Hickson opzoeken, en dan moet hij eens een goed plan opmaken. Schrijft U Gerarda eens daarover, want wellicht is de zomer al een goed eind voorbij, dan moeten wij geen tijd meer verliezen.
Ik moet echter een groote fout herstellen; ik spreek altijd over, om meet zijn vieren op reis te gaan, en stel mij dan altijd voor, dat Lida niet van Net S. af kan. Nu is dit bezwaar echter voorbij, en Lida weer vrij. Die arme meid moet ook eens een verzetje hebben, dus die moet ook mee. Bespreekt U dit eens met haar, dan gaan wij met zijn allen een tijdje bij Gerarda "on the seaside" doorbrengen. Dit is nu een idee, dat ineens bij mij opkomt, en dat mij veel aardiger toelijkt, dan naar Parijs, den Rijn of Duitschland te gaan. Naar Londen verlang ik zoo niet, maar van het binnenland van Engeland zou ik gaarne eens wat zien. Overlegt U dat plannetje eens, en vindt U zelf niet dat dit eigenlijk aardiger is, dan op het continent te blijven. Temeer, als wij dan tevens eens kunnen zien, hoe Gerarda daar zit.
Ik heb toch ook zaken in Londen te doen, en ga dan enige dagen daarheen, terwijl U met de meisjes zeebaden neemt!! Ik zie ons daar al aan het strand dandineeren. Als ik nu maar niet zee­ziek word, want wat zal ik dan door U uitgelachen worden.
Zooals U weet, is Otto Pirsch hier; die is tevens ama­teur-photograaf. Bijgaand twee proeven van zijn kunst; de eene is de brug van Sario met Ankersmit en mij, een ossenkar in het midden en twee inlandsche kinderen op zij. Links daarvan ligt mijn buitenplaatsje; de rivier waar de brug over ligt, loopt daarlangs.
Op de tweede ziet U mij met mijn equipage; ik weet niet, of ik wel eens geschreven heb, dat ik een bendy bezit, een vlug aardig dingetje. Het is genomen in mijn tuin en kan men er een paar notenmuscaatboomen op onderscheiden. Zulk een atjeh-jas, zonder overhemd is onze dracht. Ze zijn echter niet mooi gelukt.
Aan Gerard schrijf ik ook met deze boot.
Nu lieve Moeder, nog 2 maanden! Groet U allen hartelijk van Uw liefh. Zoon

Dk.
************************

Menado, 5 April 1890.

Lieve Moeder,

Met deze boot ontving ik alleen een hartelijken brief van Sofie, met die bekende fraaie loopende hand geschreven; die is nog niets veranderd bij vroeger.
Hoe jammer, dat ik met haar niet meer gecorrespondeerd heb; ik verheug er mij op, haar spoedig weer te zien. Hoe hoorde ik ervan op, dat zij al 5 kinderen gehad heeft!
Bijgaand ontvangt U reeds een voorlooper van mijn komst n.l. connossement over verschillende bagage, die met de "Cath­arine" komt. Dit schip kan ongeveer gelijktijdig met mij arriveeren.
De paaschdagen zullen wij in gepaste vroolijkheid door­brengen. Den 2en paaschdag heb ik de familie van Ds. Rogge bij mij in den tuin geïnviteerd en eenige andere lui, om een picnic te houden. Ik heb dien tuin nog vóór mijn vertrek aangelegd met bloemperken etc., dan zijn ze groot als ik terugkom.
Als er nu maar onderwijl goed voor gezorgd wordt.
Van Mej. van Altena ontving ik met deze mail een lief briefje met connossement over de tegeltjes. Ik heb ze nog niet ontvan­gen, en ben er wel benieuwd naar. Ik zal zien ze met eenige kunstliefhebbers te verdeelen, want voor mij alleen is het wel wat veel geld.
Zoo schiet de tijd nu meer & meer op, en maak ik meer & meer mijne preparatieven.
Tot afwisseling weer eens strubbelingen met den Resident, waardoor het mogelijk is, dat ik te Buitenzorg op audiëntie bij den Gouverneur-Generaal moet. Dit zou mij wel lijken, en een interessant intermezzo geven.
Ik heb veel werk en weinig tijd; daarom slechts dit korte briefje.
Met een hartelijke zoen
Uw liefh. Zoon

Dirk
*******************

Menado, 14 Mei 1890.

Lieve Moeder,

Per vorige boot ontving ik tegelijk Uwe beide brieven van den 21en Febr. en 14en Maart.
Bijgaand ontvangt U duplicaat-connossement van de gezon­den goederen per "Catharine". Verder een wissel & op zicht a.d. M.H.V., groot ¦ 318,-. Hiervan zijn ¦ 18,- voor de eerst­ge­zonden 3 tegeltjes, die wel aardig waren en ¦ 300,- voor U voor mijn bijdrage over Jan/Juni. Hoe gelukkig dat ik de andere maanden er zelf zal zijn.
Ik vertrek nu met den boot van den 20en, dus over 6 dagen. U begrijpt hoe druk ik het nu heb, met alles klaar te maken. Overmorgen houd ik vendutie (zie inl. annonce) en heb ik nu bovendien nog veel werk, om alles op te knappen, te politoe­ren, oplappen etc. Zooals U weet ben ik nogal huishou­delijk en heb daardoor gaarne, dat mijn boeltje er een beetje goed uitziet, als het onder den hamer komt.
Aan Gerarda schreef ik ook, aan Uw adres; wilt U zoo goed zijn, dien brief door te zenden? Ik heb haar verteld van ons plannetje om haar te komen opzoeken. Hoe zoudt U vinden als wij via Southampton met een boot van de Nederland gingen? Dat is wel zoo interessant als over Vlissingen. We moeten nu maar eens flink plannen maken. Als ik naar Christine ga, gaat U toch ook mee?
Van Sofie ontving ik een brief dd. 6 Febr. Ik heb geen tijd meer aan haar te schrijven. Trouwens er is niet veel aan haar te antwoorden. Hoeveel sympathie ik voor haar voel, ik word kregel als ik aan dat product van een zwager denk. Verle­den sprak ik nog iemand uit Tiel, die toen toevallig een boekje opendeed over v.d.G niet wetende mijn betrekking tot hem. 't Is pleizierig. Hoe dat nog moet gaan weet ik niet, maar ik wil den man liefst zoo weinig mogelijk zien.
Wilt U s.v.p. Sofie voor haar hartelijke en uitvoerigen brief bedanken en zeggen dat ik er niet meer op kan antwoor­den.
Heb ik U al verteld dat op den 2en paaschdag dat partij­tje bij mij in den tuin zoo goed is geslaagd? Het was een aardige dag; die familie Rogge is voor ons een groote aan­winst. Vanavond geven ze voor mij en tevens voor den vertrek­kende dokter een afscheidspartijtje.
Ten overvloede heeft Otto Pirsch ons toen gephotograp­heerd, die uitstekend geslaagd is. Het is een groep dames en heeren van 14 pers. Ik breng er een ex. van mee, en kunt u dan zien, dat de conversatie nogal dragelijk is.
Nu, lieve Moeder, ik zit tot de ooren in de drukte.
Wanneer ik geen oponthoud onderweg heb, krijgt U geen brief meer. Wellicht moet ik echter een boot overblijven te Batavia, want ik moet bij den G.G. op audiëntie, of te Singa­pore, waar wij nog zaken hebben. Dit schrijf ik dan wel later.
Uw hart.liefh. Zoon

Dirk

Half Aug. ben ik er zeker!
********************

Soerabaja 17 Juni 1890.

Lieve Moeder,

Den 14en ben ik na een voorspoedige & aangename reis hier aangekomen. Daarop ben ik per spoor naar Malang gegaan, waar ik eenigen dagen gebleven ben, en morgen ga ik van hier per spoor naar Solo, ga daar bij mijn ouden sobat Ds. Wielandt logeeren, en dan wellicht over Djogja naar Semarang, waar ik weer op de boot ga.
Van Batavia moet ik naar Buitenzorg en ook op Singapore moet ik eenigen tijd blijven, zoodat ik nog niet weet, met welke mail en wanneer ik zal arriveeren.
U weet niet, hoe vreemd die drukte, al die menschen en dat groot-steedsche van Soerabaja is, als men uit de Molukken komt. Telegraaf, spoor, telefoon, men weet niet waar men komt.
De opbrengst van mijne vendutie is mij erg medegevallen. Hierover en nog voor een saldo nam ik een wissel op de N.H.M. No 19187 ¦ 3104,14. De prima behoud ik zelf; de secunda zend ik U bijgaand voor alle eventualiteiten. Op Batavia heb ik nog ¦ 1000,- staan, die ik ook medebreng. Ik kom dus niet geheel platzak thuis.
Daar de mail sluit, zal ik het er maar bij laten. Welk een zalig idee dat ik nu al halfweg ben. Nu lieve Moeder, houd U goed zoolang
Uw liefh. Zoon

Dirk
*************************

Batavia 1 Juli 1890.

Lieve Moeder,

Heden gaat de Holl. Mail, doch we komen waarschijnlijk samen aan. Zondag den 6en gaat de Fransche mail, de "Caledo­nien", ik ga morgen op audiëntie bij den Gouv.Gen. en dan Zondag n/Sin­gapore. De reis begint mij nu wel wat lang te duren. Ik heb anders een mooie reis gemaakt, eerst door den oosthoek, de Vorstenlanden en toen van Cheribon dwars door de Preanger naar Batavia. Dit is alles zeer interessant.
Deze brief en ik zelf zullen wel zoo wat tegelijk komen. Mondeling dus meer.
Bijgaand nog enige secunda's en tertia wissels.
Met een hartelijken zoen
Uw liefh.

Dirk
*********************************

Batavia 2 Juli 1890.

Lieve Moeder,

Voor de goede orde hierbij de 2a van no. 461, ¦ 318,- en de 3A van ¦ 3104,14 en ¦ 725,15. De prima's van die laatste zijn bij mij.
Waarschijnlijk komen we gelijk aan.
Uw liefh. Zoon

Dirk
*****************